Feringa's illustere voorgangers

Bijna raak is toch mis

Eerste slide: Voorpagina met Chapeau en kop

Feringa’s illustere voorgangers

Bijna raak is toch mis

Tweede slide: intro en auteurs en tekst
Zernike won ‘m in 1953, dit jaar was Feringa aan de beurt. Maar in de afgelopen 115 jaar greep de RUG ook een aantal keer net naast de Nobelprijs. Maak kennis met de illustere voorgangers van Feringa.
Door Leonie Sinnema

In zijn mooiste pak en met glanzend gepoetste schoenen beklimt een grijnzende Ben Feringa zaterdag het podium van de Concertzaal van Stockholm. Na het uitspreken van zijn Nobellezing krijgt hij de handgemaakte Nobelmedaille omgehangen door koning Carl Gustaf van Zweden.

De Nobelprijs wordt sinds 1901 jaarlijks uitgereikt. Aan de RUG kent Feringa maar één gelijke: Frits Zernike, die de prijs in 1953 kreeg voor zijn uitvinding van de fasecontrastmicroscoop. Maar in de loop der jaren had de RUG nog veel meer kansen om de prestigieuze prijs in de wacht te slepen. Tijd om kennis te maken met de illustere voorgangers van Ben Feringa.

Derde slide: Zernike

1. Frederik ‘Frits’ Zernike

Natuurkunde

1888-1966

Zernike 2

Fasecontrastmicroscoop

Ik ben Frederik Zernike, maar collega’s en vrienden – vooruit, jij ook – mogen me Frits noemen. In 1953 kreeg ik de Nobelprijs voor Natuurkunde. Ik draaide me om in mijn graf toen ik hoorde dat mijn medaille in 1990, op weg naar de universiteit voor een expositie rond mijn persoon, op mysterieuze wijze verdween. Een half jaar later kreeg de RUG een replica, maar die was van verguld brons in plaats van 23-karaats goud. En nu blijkt het oorspronkelijke ereteken weer terecht. Het kan verkeren.Je zou denken dat een Nobelprijswinnaar wel met enig respect behandeld zou worden. Maar niks, hoor. Mijn collega’s hebben me ’s avonds zelfs de toegang tot het lab ontzegd. Ik hield er nogal van om hier te komen knutselen en daarbij maakte ik graag gebruik van materiaal dat ik op de bureaus van mijn collega’s vond. Dat beetje koper op die tafel daar leent zich bijvoorbeeld prima voor een stuk draad, waarmee ik dan weer een nieuw soort galvanometer kan maken.

Enfin, die collega’s van me stellen mijn geknutsel niet op prijs, en nu mag ik hier alleen nog maar overdag komen. En dan hebben ze ook nog eens een gebouw – dat eerst mijn naam zou dragen – omgedoopt in Feringa Building. Alsof die Feringa zonder contrastfasemicroscoop ooit met een nanowagen op de proppen was gekomen. Ik dacht het niet. Maar ach, liever een Feringa Building op de Zernikecampus, dan andersom natuurlijk.

Zernike 3

Drieënzestig jaar lang was Frits Zernike de enige Nobelprijswinnaar die de RUG rijk was. Hij ontving de onderscheiding in 1953 voor het uitvinden van de contrastfasemicroscoop. Die microscoop – die Zernike overigens ruim twintig jaar eerder had vervaardigd – maakte het voor biologen mogelijk om levende cellen te bestuderen. Voor die tijd moesten biologen een kleurstof aan cellen toevoegen om ze te kunnen zien, maar daardoor stierf de cel. Via zijn vinding rekende Zernike in één klap af met dat euvel.

Zernike 4
4e slide: Szent Gyorgyi

2. Albert Szent-Györgyi

Fysiologie

1893 – 1986

Szent 2

Vitamine C

Mijn naam is Albert Szent-Györgyi en ik ben geboren in Boedapest. In 1917 rondde ik – na een onderbreking gedurende de Eerste Wereldoorlog, waarin ik diende aan Italiaanse en Russische frontlinies – mijn studie geneeskunde af in mijn geboortestad. Via Duitsland kwam ik in 1920 in Nederland terecht.

De eerste twee jaar werkte ik voor Willem Storm van Leeuwen in Leiden. In 1922 kwam ik naar Groningen, waar ik werkte onder Hartog Jakob Hamburger in het door hem opgerichte fysiologisch instituut. Een innemende vakidioot, die Hamburger. Ik leerde veel van hem en legde in Groningen de basis voor mijn vitamineonderzoek.

Toen Hamburger in 1924 overleed, was de lol er snel van af. Zijn opvolger was meer geïnteresseerd in psychologie dan fysiologie en vond mijn onderzoek ‘niet relevant genoeg’. Toen ik vanuit Cambridge een uitnodiging kreeg om mijn onderzoek daar voort te zetten, was het snel beklonken. Ik ging naar Engeland.

Szent 3

In 1937 kreeg ik de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde, ‘voor mijn ontdekkingen in verband met de biologische verbrandingsprocessen’, in het bijzonder met betrekking tot vitamine C en celademhaling. Mijn werk had een praktische toepassing: zo ontdekte ik dat paprika veel vitamine C bevat, en dat dat uitstekend helpt ter voorkoming van scheurbuik.

Szent 4

Szent-Györgyi won weliswaar de Nobelprijs, maar doordat de opvolger van H.J. Hamburger meer geïnteresseerd was in psychologie dan fysiologie en het bovendien niet zo goed met de Hongaar kon vinden, greep de RUG mis.

Vijfde slide: Kolff

3. Willem Johan ‘Pim’ Kolff

Geneeskunde

1911 – 2009

Kolff 05-02

Kunstnier

113 eredoctoraten, 127 internationale onderscheidingen, de titel ‘grootste Overijsselaar aller tijden’, ereburger van Kampen en een eigen planetoïde (nr. 11427) heb ik, Pim Kolff, op mijn naam staan. Het Amerikaanse maandblad Life rekende mij tot de honderd belangrijkste personen uit de 20e eeuw.

Mijn hele leven lang heb ik me als internist beziggehouden met het ontwikkelen van kunstorganen. In 1937 behaalde ik in Leiden mijn artsexamen, waarna ik in Groningen mijn opleiding tot internist begon. Omdat mijn professor, Leo Polak Daniëls, zelfmoord pleegde toen de oorlog uitbrak en ik niet wilde werken onder zijn nationaalsocialistische opvolger, besloot ik naar Kampen te gaan, waar ik als internist aan de slag kon in het ziekenhuis van de Engelenbergstichting.

Daar ontwikkelde ik de eerste kunstnier. Ik gebruikte overblijfselen van een Duitse bommenwerper, een waterpomp uit een T-ford en cellofaan van de plaatselijke slager. Het principe van die kunstnier is dat het bloed van de nierpatiënt, dat gif bevat dat normaal gesproken door gezonde nieren wordt afgevoerd, door een membraan gaat waar kleine moleculen het bloed filteren. Op die manier reinigt de kunstnier het bloed van de patiënt. Nierdialyse werkt nog steeds volgens dat principe. Ik was de eerste die het succesvol toepaste. Daar had ik trouwens wel zestien patiënten voor nodig. Gelukkig was er toen nog weinig aandacht voor ethiek.

Kolff 05-03

Kolff over kunstorganen

In 1946 promoveerde ik summa cum laude in Groningen op een proefschrift over de kunstmatige nier, maar in Nederland kreeg ik niet genoeg geld bij elkaar om te werken aan de ontwikkeling van andere kunstorganen. Ik emigreerde daarom in 1950 met mijn gezin naar de Verenigde Staten, waar ik me bezighield met de ontwikkeling van een hart-longmachine. Later, in 1957, vervaardigde ik een kunsthart. Hiermee wist ik een hond negentig minuten lang in leven te houden.

Kolff 05-04

Willem Kolff werd vier keer genomineerd voor de Nobelprijs, maar winnen deed hij nooit. Zelf zei Kolff over zijn uitvinding van de kunstnier: ‘Er was niets aan de machine dat iemand met een elementaire kennis van de wetenschap níet zou begrijpen.’ Misschien is dat wel de reden dat hij nooit won. Kolffs onderzoek was praktisch en in sommige academische kringen overheerste het gevoel dat het ‘geen wetenschap’ was.

Zesde slide: Pek van Andel

Foto Pepijn van den Broeke

4. Pek van Andel

Experimentele oogheelkunde

1944

Pek 06-02

Coïtus in de MRI

Ha, ik ben Pek van Andel. Als experimenteel tandheelkundige ben ik niet wars van een écht experiment. En dan bedoel ik niet even lullig wat stofjes synthethiseren op petrischaaltjes of zo. In 1991 was ik op een congres over medische technologie. Daar toonde een wetenschapper een MRI-scan van iemands stembanden, terwijl de proefpersoon ‘aaaa’ zong. Dat vond ik dat zó mooi, pure kunst! Ik moest meteen denken aan seks.De geslachtsdaad vastleggen op MRI, dat zou nog eens wat zijn. Wetenschappelijk gezien was er niets op tegen. Het is gewoon veilig om seks te hebben in een MRI-apparaat. Maar proefpersonen vinden, dat was best pittig. Ik wilde het zelf wel doen, maar mijn vrouw weigerde.

Gelukkig vond een vriendin van mij het een interessant experiment. Samen met haar vriend kroop ze in de scanner en met een bevriende wetenschapper maakte ik scans van de daad. In het geniep, we hadden niets op papier gezet.

Pek 06-03

Nu kun je er wel om lachen, maar mijn onderzoek heeft echt wat opgeleverd, moet je weten. De eerste afbeelding van de coitus is van de hand van Leonardo da Vinci, van 1500 na Christus. Wat blijkt nou? Veel van de afbeeldingen die we van de coitus kennen kloppen niet. De penis is namelijk niet stijf, maar heeft de vorm van een boemerang.

Pek 06-04
Van Andel kwam met zijn onderzoek dicht bij een Nobelprijs. In 2000 kreeg hij voor Magnetic resonance imaging of male and female genitals during coitus and female sexual arousal de Ig Nobelprijs. Dat is een parodie op de Nobelprijs die in 1991 in het leven is geroepen. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan wetenschappers die ‘mensen eerst aan het lachen maken en daarna aan het denken zetten’.
Pek 06-05
Wat je ook kunt zeggen van de uitreiking van de Ig Nobelprijs, in ieder geval niet dat het saai is.
Zevende slide: Hessel de Vries

5. Hessel de Vries

Natuurkunde

1916-1959

Hessel 07-02

C-14 datering

Mijn naam is Hessel L. de Vries, natuurkundige en hoogleraar aan de RUG. Ik verbeterde de detectiemethoden en toepassingen van de koolstof 14-methode, een methode die W.F. Libby ontwikkelde. De bekende archeoloog Albert van Giffen schakelde mijn hulp in bij de datering van hout uit de Groningse St. Walburgkerk. Het lukte me om met behulp van radioactieve koolstof de leeftijd van de balken goed in te schatten. Collega Libby zat er duizend jaar naast!
Hessel 07-03

Maar zo succesvol als ik was in mijn werk, zo ongelukkig was ik in de liefde. Ik was getrouwd en had vier kinderen, maar het moet rond 1957 geweest zijn dat ik kennis kreeg aan de bloedmooie Anneke. Anneke werkte bij mij als laborante en ik kan je wel zeggen: als ze het laboratorium binnenkwam, begon spontaan de zon te schijnen. Eerst dacht ik: ‘Schei uit met deze onnozelheid, De Vries. Wat moet zo’n jonge meid met zo’n oude knar als jij?’ Maar Anneke was ook verliefd op mij. Een jaar waren we in het geniep samen. Ik ben nooit gelukkiger geweest, kan ik je vertellen.Ik wist dat het niet eindeloos zo door kon gaan. Ik besloot daarom van mijn vrouw te scheiden en met Anneke te trouwen. Mijn wereld stortte in toen Anneke kwam vertellen dat ze me niet meer moest. Professor Hessel de Vries afwijzen voor zo’n lullig meneertje dat nog nat is achter de oren? Op een koude decemberavond, vlak voor kerst, ging ik bij haar thuis verhaal halen.

Hessel 07-04
Een jaar later, in 1960, kreeg W.F. Libby voor zijn methode van koolstofdatering de Nobelprijs. Experts zijn het erover eens dat als Hessel de Vries nog had geleefd, hij had gedeeld in die prijs. De Vries verbeterde de methode immers aanzienlijk. Maar hij leefde niet meer. Op die koude decemberavond in 1959 troffen de ouders van Anneke hun dochter levenloos op haar slaapkamer, liggend in een grote plas bloed. Naast haar lag De Vries, die hun dochter met twee beitels de schedel had ingeslagen en daarna cyaankali had ingenomen. De Vries overleed onderweg naar het ziekenhuis.
Achtste slide: Rufus Dingelam

6. Rufus Dingelam

Technische scheikunde

Rufus 2

De derde witmaker

Dingelam is de naam, professor technische scheikunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Rufus Dingelam, maar mijn vrouw Gré noemt me Roef. Ik ontdekte de stof N-Ethyl-8-hydroxy­tetrahydro­chloropheen­hydrochloride. Maar alsjeblieft, als je geen verstand hebt van scheikunde – en daar ga ik eerlijk gezegd van uit – probeer het dan niet uit te spreken. Dat gebrabbel kan ik niet aanhoren. Enfin, de ontdekking van N-Ethyl-8-hydroxy­tetrahydro­chloropheen­hydrochloride ligt al zo’n twintig jaar achter me. Nu wil ik niet van mezelf zeggen dat ik een tamelijk briljant scheikundige ben, maar moet je horen: een paar weken geleden ben ik door die knurft van een Tamstra verdreven uit mijn mooie kamer in het laboratoriumgebouw, nu behuisd door Tamstra’s assistent. Ik moet het doen met een hokje achteraf.Ach, sorry, ik laat me gaan. Ter zake nu. Een paar dagen geleden kwam er zomaar ineens een telegrambesteller bij ons buitenhuis onder de rook van Sauwerd – ik vind het een verschrikkelijke plek, maar dat terzijde – met bericht uit Zweden. Dat ik de Nobelprijs had gewonnen voor mijn onderzoek naar N-Ethyl-8-hydroxy­tetrahydro­chloropheen­hydrochloride. Het eerste wat ik dacht toen ik het hoorde: ‘Dat zal die Tamstra leren!’ Ach, ik ben diep gezonken, niet?

Rufus 3

Dat Dingelam nooit genoemd wordt als het om Groningse Nobelprijswinnaars gaat, is niet verwonderlijk. Professor Dingelam is de hoofdpersoon in Onder professoren, het beroemde boek dat Willem Frederik Hermans schreef over zijn periode als docent aan de RUG. In het controversiële boek maakt Hermans korte metten met de ‘kneuterigheid’ die er volgens hem zou heersen op de universiteit.

Mobile versie

FERINGA’S ILLUSTERE VOORGANGERS

Bijna raak is toch mis

In zijn mooiste pak en met glanzend gepoetste schoenen beklimt een grijnzende Ben Feringa zaterdag het podium van de Concertzaal van Stockholm. Na het uitspreken van zijn Nobellezing krijgt hij de handgemaakte Nobelmedaille omgehangen door koning Carl Gustaf van Zweden.
Door Leonie Sinnema

De Nobelprijs wordt sinds 1901 jaarlijks uitgereikt. Aan de RUG kent Feringa maar één gelijke: Frits Zernike, die de prijs in 1953 kreeg voor zijn uitvinding van de fasecontrastmicroscoop. Maar in de loop der jaren had de RUG nog veel meer kansen om de prestigieuze prijs in de wacht te slepen. Tijd om kennis te maken met de illustere voorgangers van Ben Feringa.

1. Frederik ‘Frits’ Zernike (1888-1966)

Natuurkunde

Ik ben Frederik Zernike, maar collega’s en vrienden – vooruit, jij ook – mogen me Frits noemen. In 1953 kreeg ik de Nobelprijs voor Natuurkunde. Ik draaide me om in mijn graf toen ik hoorde dat mijn medaille in 1990, op weg naar de universiteit voor een expositie rond mijn persoon, op mysterieuze wijze verdween. Een half jaar later kreeg de RUG een replica, maar die was van verguld brons in plaats van 23-karaats goud. En nu blijkt het oorspronkelijke ereteken weer terecht. Het kan verkeren.

Je zou denken dat een Nobelprijswinnaar wel met enig respect behandeld zou worden. Maar niks, hoor. Mijn collega’s hebben me ’s avonds zelfs de toegang tot het lab ontzegd. Ik hield er nogal van om hier te komen knutselen en daarbij maakte ik graag gebruik van materiaal dat ik op de bureaus van mijn collega’s vond. Dat beetje koper op die tafel daar leent zich bijvoorbeeld prima voor een stuk draad, waarmee ik dan weer een nieuw soort galvanometer kan maken.

Enfin, die collega’s van me stellen mijn geknutsel niet op prijs, en nu mag ik hier alleen nog maar overdag komen. En dan hebben ze ook nog eens een gebouw – dat eerst mijn naam zou dragen – omgedoopt in Feringa Building. Alsof die Feringa zonder contrastfasemicroscoop ooit met een nanowagen op de proppen was gekomen. Ik dacht het niet. Maar ach, liever een Feringa Building op de Zernikecampus, dan andersom natuurlijk.

Drieënzestig jaar lang was Frits Zernike de enige Nobelprijswinnaar die de RUG rijk was. Hij ontving de onderscheiding in 1953 voor het uitvinden van de contrastfasemicroscoop. Die microscoop – die Zernike overigens ruim twintig jaar eerder had vervaardigd – maakte het voor biologen mogelijk om levende cellen te bestuderen. Voor die tijd moesten biologen een kleurstof aan cellen toevoegen om ze te kunnen zien, maar daardoor stierf de cel. Via zijn vinding rekende Zernike in één klap af met dat euvel.

2.Albert Szent-Györgyi (1893 – 1986)

Fysiologie

Mijn naam is Albert Szent-Györgyi en ik ben geboren in Boedapest. In 1917 rondde ik – na een onderbreking gedurende de Eerste Wereldoorlog, waarin ik diende aan Italiaanse en Russische frontlinies – mijn studie geneeskunde af in mijn geboortestad. Via Duitsland kwam ik in 1920 in Nederland terecht.

De eerste twee jaar werkte ik voor Willem Storm van Leeuwen in Leiden. In 1922 kwam ik naar Groningen, waar ik werkte onder Hartog Jakob Hamburger in het door hem opgerichte fysiologisch instituut. Een innemende vakidioot, die Hamburger. Ik leerde veel van hem en legde in Groningen de basis voor mijn vitamineonderzoek.

Toen Hamburger in 1924 overleed, was de lol er snel van af. Zijn opvolger was meer geïnteresseerd in psychologie dan fysiologie en vond mijn onderzoek ‘niet relevant genoeg’. Toen ik vanuit Cambridge een uitnodiging kreeg om mijn onderzoek daar voort te zetten, was het snel beklonken. Ik ging naar Engeland.

In 1937 kreeg ik de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde, ‘voor mijn ontdekkingen in verband met de biologische verbrandingsprocessen’, in het bijzonder met betrekking tot vitamine C en celademhaling. Mijn werk had een praktische toepassing: zo ontdekte ik dat paprika veel vitamine C bevat, en dat dat uitstekend helpt ter voorkoming van scheurbuik.

Szent-Györgyi won weliswaar de Nobelprijs, maar doordat de opvolger van H.J. Hamburger meer geïnteresseerd was in psychologie dan fysiologie en het bovendien niet zo goed met de Hongaar kon vinden, greep de RUG mis.

3. Willem Johan ‘Pim’ Kolff (1911 – 2009)

Geneeskunde

113 eredoctoraten, 127 internationale onderscheidingen, de titel ‘grootste Overijsselaar aller tijden’, ereburger van Kampen en een eigen planetoïde (nr. 11427) heb ik, Pim Kolff, op mijn naam staan. Het Amerikaanse maandblad Life rekende mij tot de honderd belangrijkste personen uit de 20e eeuw.

Mijn hele leven lang heb ik me als internist beziggehouden met het ontwikkelen van kunstorganen. In 1937 behaalde ik in Leiden mijn artsexamen, waarna ik in Groningen mijn opleiding tot internist begon. Omdat mijn professor, Leo Polak Daniëls, zelfmoord pleegde toen de oorlog uitbrak en ik niet wilde werken onder zijn nationaalsocialistische opvolger, besloot ik naar Kampen te gaan, waar ik als internist aan de slag kon in het ziekenhuis van de Engelenbergstichting.

Daar ontwikkelde ik de eerste kunstnier. Ik gebruikte overblijfselen van een Duitse bommenwerper, een waterpomp uit een T-ford en cellofaan van de plaatselijke slager. Het principe van die kunstnier is dat het bloed van de nierpatiënt, dat gif bevat dat normaal gesproken door gezonde nieren wordt afgevoerd, door een membraan gaat waar kleine moleculen het bloed filteren. Op die manier reinigt de kunstnier het bloed van de patiënt. Nierdialyse werkt nog steeds volgens dat principe. Ik was de eerste die het succesvol toepaste. Daar had ik trouwens wel zestien patiënten voor nodig. Gelukkig was er toen nog weinig aandacht voor ethiek.

In 1946 promoveerde ik summa cum laude in Groningen op een proefschrift over de kunstmatige nier, maar in Nederland kreeg ik niet genoeg geld bij elkaar om te werken aan de ontwikkeling van andere kunstorganen. Ik emigreerde daarom in 1950 met mijn gezin naar de Verenigde Staten, waar ik me bezighield met de ontwikkeling van een hart-longmachine. Later, in 1957, vervaardigde ik een kunsthart. Hiermee wist ik een hond negentig minuten lang in leven te houden.

Willem Kolff werd vier keer genomineerd voor de Nobelprijs, maar winnen deed hij nooit. Zelf zei Kolff over zijn uitvinding van de kunstnier: ‘Er was niets aan de machine dat iemand met een elementaire kennis van de wetenschap níet zou begrijpen.’ Misschien is dat wel de reden dat hij nooit won. Kolffs onderzoek was praktisch en in sommige academische kringen overheerste het gevoel dat het ‘geen wetenschap’ was.

4. Pek van Andel (1944)

Experimentele oogheelkunde

Ha, ik ben Pek van Andel. Als experimenteel tandheelkundige ben ik niet wars van een écht experiment. En dan bedoel ik niet even lullig wat stofjes synthethiseren op petrischaaltjes of zo. In 1991 was ik op een congres over medische technologie. Daar toonde een wetenschapper een MRI-scan van iemands stembanden, terwijl de proefpersoon ‘aaaa’ zong. Dat vond ik dat zó mooi, pure kunst! Ik moest meteen denken aan seks. De geslachtsdaad vastleggen op MRI, dat zou nog eens wat zijn. Wetenschappelijk gezien was er niets op tegen. Het is gewoon veilig om seks te hebben in een MRI-apparaat. Maar proefpersonen vinden, dat was best pittig. Ik wilde het zelf wel doen, maar mijn vrouw weigerde.

Gelukkig vond een vriendin van mij het een interessant experiment. Samen met haar vriend kroop ze in de scanner en met een bevriende wetenschapper maakte ik scans van de daad. In het geniep, we hadden niets op papier gezet.

Nu kun je er wel om lachen, maar mijn onderzoek heeft echt wat opgeleverd, moet je weten. De eerste afbeelding van de coitus is van de hand van Leonardo da Vinci, van 1500 na Christus. Wat blijkt nou? Veel van de afbeeldingen die we van de coitus kennen kloppen niet. De penis is namelijk niet stijf, maar heeft de vorm van een boemerang.

Van Andel kwam met zijn onderzoek dicht bij een Nobelprijs. In 2000 kreeg hij voor Magnetic resonance imaging of male and female genitals during coitus and female sexual arousal de Ig Nobelprijs. Dat is een parodie op de Nobelprijs die in 1991 in het leven is geroepen. De prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan wetenschappers die ‘mensen eerst aan het lachen maken en daarna aan het denken zetten’.

Overigens is Van Andel niet de enige aan de RUG verbonden wetenschapper die de eer had een Ig Nobel in de wacht te slepen. In 2011 kreeg Debra Trampe, samen met collega’s Mirjam Tuk van de Universiteit Twente en de Belg Luk Warlop, de prijs voor hun onderzoek naar de invloed van een volle of lege blaas op ons beslissingsvermogen.

5. Hessel de Vries (1916-1959)

Natuurkunde

Mijn naam is Hessel L. de Vries, natuurkundige en hoogleraar aan de RUG. Ik verbeterde de detectiemethoden en toepassingen van de koolstof 14-methode, een methode die W.F. Libby ontwikkelde. De bekende archeoloog Albert van Giffen schakelde mijn hulp in bij de datering van hout uit de Groningse St. Walburgkerk. Het lukte me om met behulp van radioactieve koolstof de leeftijd van de balken goed in te schatten. Collega Libby zat er duizend jaar naast!

Maar zo succesvol als ik was in mijn werk, zo ongelukkig was ik in de liefde. Ik was getrouwd en had vier kinderen, maar het moet rond 1957 geweest zijn dat ik kennis kreeg aan de bloedmooie Anneke. Anneke werkte bij mij als laborante en ik kan je wel zeggen: als ze het laboratorium binnenkwam, begon spontaan de zon te schijnen. Eerst dacht ik: ‘Schei uit met deze onnozelheid, De Vries. Wat moet zo’n jonge meid met zo’n oude knar als jij?’ Maar Anneke was ook verliefd op mij. Een jaar waren we in het geniep samen. Ik ben nooit gelukkiger geweest, kan ik je vertellen.

Ik wist dat het niet eindeloos zo door kon gaan. Ik besloot daarom van mijn vrouw te scheiden en met Anneke te trouwen. Mijn wereld stortte in toen Anneke kwam vertellen dat ze me niet meer moest. Professor Hessel de Vries afwijzen voor zo’n lullig meneertje dat nog nat is achter de oren? Op een koude decemberavond, vlak voor kerst, ging ik bij haar thuis verhaal halen.

Een jaar later, in 1960, kreeg W.F. Libby voor zijn methode van koolstofdatering de Nobelprijs. Experts zijn het erover eens dat als Hessel de Vries nog had geleefd, hij had gedeeld in die prijs. De Vries verbeterde de methode immers aanzienlijk. Maar hij leefde niet meer. Op die koude decemberavond in 1959 troffen de ouders van Anneke hun dochter levenloos op haar slaapkamer, liggend in een grote plas bloed. Naast haar lag De Vries, die hun dochter met twee beitels de schedel had ingeslagen en daarna cyaankali had ingenomen. De Vries overleed onderweg naar het ziekenhuis.

Rufus Dingelam

Technische scheikunde

Dingelam is de naam, professor technische scheikunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Rufus Dingelam, maar mijn vrouw Gré noemt me Roef. Ik ontdekte de stof N-Ethyl-8-hydroxytetrahydrochloropheenhydrochloride. Maar alsjeblieft, als je geen verstand hebt van scheikunde – en daar ga ik eerlijk gezegd van uit – probeer het dan niet uit te spreken. Dat gebrabbel kan ik niet aanhoren. Enfin, de ontdekking van N-Ethyl-8-hydroxytetrahydrochloropheenhydrochloride ligt al zo’n twintig jaar achter me. Nu wil ik niet van mezelf zeggen dat ik een tamelijk briljant scheikundige ben, maar moet je horen: een paar weken geleden ben ik door die knurft van een Tamstra verdreven uit mijn mooie kamer in het laboratoriumgebouw, nu behuisd door Tamstra’s assistent. Ik moet het doen met een hokje achteraf.

Ach, sorry, ik laat me gaan. Ter zake nu. Een paar dagen geleden kwam er zomaar ineens een telegrambesteller bij ons buitenhuis onder de rook van Sauwerd – ik vind het een verschrikkelijke plek, maar dat terzijde – met bericht uit Zweden. Dat ik de Nobelprijs had gewonnen voor mijn onderzoek naar N-Ethyl-8-hydroxytetrahydrochloropheenhydrochloride. Het eerste wat ik dacht toen ik het hoorde: ‘Dat zal die Tamstra leren!’ Ach, ik ben diep gezonken, niet?

Dat Dingelam nooit genoemd wordt als het om Groningse Nobelprijswinnaars gaat, is niet verwonderlijk. Professor Dingelam is de hoofdpersoon in Onder professoren, het beroemde boek dat Willem Frederik Hermans schreef over zijn periode als docent aan de RUG. In het controversiële boek maakt Hermans korte metten met de ‘kneuterigheid’ die er volgens hem zou heersen op de universiteit.

Engels